- terug
- {{terug}}{{/term}}1 [achteruit] en arrière2 [naar het punt van vertrek; weerom] de retour3 [geleden] il y a4 [Algemeen Zuid-Nederlands][weer, opnieuw] de nouveau♦voorbeelden:1 〈figuurlijk〉 niet (meer) terug kunnen • ne pas pouvoir faire marche arrièreterug jij! • en arrière!2 hij wil zijn fiets terug (hebben) • il veut récupérer son vélode reis terug • le voyage de retourik ben zo terug • je reviens dans une minutezodra ik terug ben • dès mon retourgeld terug moeten hebben • 〈wisselgeld〉 avoir de la monnaie à recevoir (en retour); 〈terugbetaling〉 avoir droit à un remboursementterug hebben van 25 gulden • pouvoir rendre la monnaie de 25 florinswij moeten terug • nous devons faire demi-tour; 〈naar huis〉 nous devons rentrerwij moeten morgen terug zijn • nous devons être de retour demainheen en terug • aller et retourterug in de tijd • en remontant le cours du tempsterug naar af • retour à la case départterug uit het buitenland • de retour de l'étrangerterug van weg geweest • de retour3 enige jaren terug • il y a quelques années¶ daar heeft hij niet van terug • 〈daar heeft hij geen antwoord op〉 cela lui cloue le bec; 〈dat gaat boven zijn macht〉 cela dépasse ses possibilitésna zoveel jaar ken je haar niet meer terug • après tant d'années elle est méconnaissable
Deens-Russisch woordenboek. 2015.